Teelt
Al ongeveer 1 ½ jaar voor de oogst beginnen zich de knoppen, waar de bloesem en later het fruit aan gaat komen, te vormen. Direct na de oogst (de knoppen zijn dan ongeveer een half jaar oud) worden middelen gespoten om de knoppen “sterker” te maken.
Sterke gezonde knoppen geven na de bloei vruchten die gezond zijn, d.w.z. goed groeien en er niet snel na vorming van de vrucht verschrompelen en afvallen.
Hiervoor wordt Ureum gespoten (een stikstof=NO2 verbinding die via het blad naar de knoppen gaat).
Bestuiving is de overdracht van stuifmeelkorrels naar de stamper. Vindt dit plaats tussen bloemen van één boomsoort dan heet dit zelfbestuiving. Zelfbestuiving werkt in z’n algemeenheid onvoldoende. Vindt stuifmeeloverdracht plaats van bloemen van het ene ras naar bloemen van het andere ras, dan is er sprake van kruisbestuiving. Om de kwaliteit van het stuifmeel te verbeteren (met name om het stuifmeel langer vitaal te houden) wordt gespoten. Hiervoor wordt door ons het middel Borium gebruikt.
Tijdens het vallen van het blad ontstaan kleine wondjes aan de takken en boom. Op deze wondjes ontstaan infecties (schimmels) die verschillende vormen van “kanker” aan de boom veroorzaken. Meestal zit “kanker” op ouder hout (genaamd nectria) maar in natte jaren zit het ook op eenjarig hout (genaamd scheutkanker). Nectria tast zowel de boom als de vruchten aan (vruchtrot). Tegen deze infecties spuiten wij als het blad eraf is 2 keer met een toegestaan middel.
Verder wordt incidenteel het onkruid onder de bomen doodgespoten om overwoekering te voorkomen.